Naar inhoud
ZOWZicht op Wijken
Welkom

Leefvelden

VeiligheidWonenOnderwijsGezondheidWerk & inkomenJeugdZorgDuurzaamheid

Werk & Inkomen

SES-WOA-score

De score is gebaseerd op gegevens over welvaart, opleidingsniveau en arbeidsmarktdeelname. Bij een hogere score zijn de inwoners welvarender en/of hoger opgeleid en/of langduriger aan het werk.

Schuldsanering per 1000 inwoners

Personen 18+ met schuldsanering.

Gem. gestandaardiseerd inkomen van huishoudens

Het besteedbaar inkomen gecorrigeerd voor verschillen in grootte en samenstelling van het huishouden. Deze correctie vindt plaats met behulp van equivalentiefactoren. In de equivalentiefactor komen de schaalvoordelen tot uitdrukking die het gevolg zijn van het voeren van een gemeenschappelijke huishouding. Met behulp van de equivalentiefactoren worden alle inkomens herleid tot het inkomen van een eenpersoonshuishouden. Op deze wijze zijn de welvaartsniveaus van huishoudens onderling vergelijkbaar gemaakt. Het gestandaardiseerd inkomen is een maat voor de welvaart van (de leden van) een huishouden.

AOW-uitkering

Het aantal personen dat een uitkering ontvangt in het kader van de Algemene ouderdomswet (AOW). De cijfers zijn standcijfers op de laatste dag van verslagmaand december.

Algemene ouderdomswet (AOW)

De AOW is een algemene, de gehele bevolking omvattende, verplichte verzekering die personen met de AOW-gerechtigde leeftijd een inkomen garandeert. In het Nederlandse sociale zekerheidsstelsel is dit een volksverzekering. In principe is iedereen die nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt en in Nederland woont, verzekerd voor de AOW. Ook degenen die niet in Nederland wonen, maar in Nederland in dienstbetrekking arbeid verrichten waarover loonbelasting wordt betaald, zijn verzekerd. Voor perioden die men in het buitenland woont, kan men zich verzekeren tegen verlies van aanspraak op een AOW-uitkering. Een uitkering kan, binnen het kader van de wet Beperking export uitkeringen (wet BEU), naar het buitenland worden overgemaakt.

AOW-gerechtigde leeftijd (AOW-leeftijd)

De AOW-leeftijd is de leeftijd waarop het AOW-pensioen ingaat. De AOW-leeftijd is tot en met 2024 als volgt:

  • Tot 2013: 65 jaar
  • 2013: 65 jaar en 1 maand
  • 2014: 65 jaar en 2 maanden
  • 2015: 65 jaar en 3 maanden
  • 2016: 65 jaar en 6 maanden
  • 2017: 65 jaar en 9 maanden
  • 2018: 66 jaar
  • 2019-2021: 66 jaar en 4 maanden
  • 2022: 66 jaar en 7 maanden
  • 2023: 66 jaar en 10 maanden
  • 2024: 67 jaar.

Na 2024 zal de AOW-leeftijd niet 1 jaar stijgen per jaar dat we langer leven, maar 8 maanden. De AOW-leeftijd blijft dus gekoppeld aan de levensverwachting, maar in mindere mate.

Bijstand

Personen die een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet ontvangen.

Personen met een uitkering die verblijven in een instelling, de elders verzorgden, zijn niet inbegrepen. Ook dak- en thuislozen met bijstand zijn niet inbegrepen. De cijfers zijn standcijfers op de laatste dag van verslagmaand december.

Participatiewet

De Participatiewet vervangt sinds 1 januari 2015 de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet Sociale Werkvoorziening (WsW) en een groot deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (wet Wajong).De Participatiewet komt vrijwel overeen met de WWB, maar nog sterker wordt de nadruk gelegd op participatie aan het arbeidsproces.

De wet regelt in Nederland de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het verlenen van bijstand door gemeenten voor mensen die weinig of geen ander inkomen (waaronder andere uitkeringen) hebben en ook weinig of geen vermogen. Gemeenten voeren de wet uit en bepalen, binnen de wettelijke grenzen, hun eigen beleid.

Arbeidsparticipatie

Het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de bevolking (beroeps- en niet-beroepsbevolking).

Deze definitie heeft betrekking op personen die in Nederland wonen (exclusief de institutionele bevolking). De gegevens worden meestal gepresenteerd voor de bevolking van 15 tot 75 jaar.

De nettoarbeidsparticipatie is vermeld als percentage van het totaal aantal personen van 15 tot 75 jaar en vermeld bij minimaal 150 inwoners in een buurt. Het percentage werknemers en het percentage zelfstandigen zijn vermeld bij minimaal 150 werkenden (van 15 tot 75 jaar) in een buurt.

Spreiding in SES-WOA-scores

In welke mate huishoudens verschillen van elkaar in termen van welvaart, opleidingsniveau en arbeidsmarktdeelname. Hoe hoger de score, hoe meer spreiding.

WW-uitkering

Personen die een uitkering ontvangen op grond van de Werkloosheidswet (WW). De cijfers zijn standcijfers op de laatste dag van verslagmaand december.

Werkloosheidswet (WW)

De wet heeft tot doel werknemers te verzekeren tegen de financiële gevolgen van werkloosheid. De wet voorziet in een uitkering die gerelateerd is aan het laatstverdiende inkomen uit dienstbetrekking. De duur van de uitkering is afhankelijk van het arbeidsverleden van de verzekerde. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) beoordeelt of men voor een WW-uitkering in aanmerking komt.

Huishoudens onder of rond sociaal minimum

Bij de bepaling van het sociaal minimum is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Het sociaal minimum is het wettelijk bestaansminimum zoals dat in de politieke besluitvorming is vastgesteld. Om te kunnen beoordelen hoe het inkomen zich verhoudt tot het minimum, is aan de hand van de regelgeving vastgesteld welke norm voor het desbetreffende huishouden van toepassing is. De norm voor een (echt)paar met uitsluitend minderjarige kinderen is bijvoorbeeld gelijkgesteld aan de bijstandsuitkering van een echtpaar, aangevuld met de (leeftijdsafhankelijke) kinderbijslag. Bij 65-plussers is het bedrag aan AOW-pensioen als norm gekozen.

Het waargenomen inkomen van huishoudens, die uitsluitend op een bijstandsuitkering zijn aangewezen, wijkt in veel gevallen in geringe mate af van de vastgestelde normbedragen. Zouden de normbedragen als inkomensgrens worden gehanteerd, dan komt een deel van deze huishoudens met hun inkomen net boven het sociale minimum uit. Daarom is niet 100%, maar 101% van het sociaal minimum als inkomensgrens gehanteerd.

Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Gem. inkomen per inkomensontvanger

Het rekenkundig gemiddeld persoonlijk inkomen per persoon op basis van personen met persoonlijk inkomen die deel uitmaken van particuliere huishoudens. De waarde is vermeld bij minimaal 2.500 personen met persoonlijk inkomen in particuliere huishoudens per regio.

Huishoudens hoog inkomen

Aandeel particuliere huishoudens die behoren tot de landelijke 20% huishoudens met het hoogste huishoudensinkomen.

Particuliere huishoudens zijn ingedeeld naar hoogte van het besteedbaar huishoudensinkomen. De indeling vindt plaats nadat huishoudens landelijk zijn gerangschikt van laag naar hoog besteedbaar huishoudensinkomen. Tot de hoogste 20-procent-groep worden de twintig procent huishoudens met het hoogste besteedbaar inkomen gerekend.

Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens per regio.

Het besteedbaar inkomen van particuliere huishoudens bestaat uit het bruto-inkomen verminderd met:

  • betaalde inkomensoverdrachten, zoals alimentatie van de ex-echtgeno(o)t(e);
  • premies inkomensverzekeringen zoals premies betaald voor sociale verzekeringen, volksverzekeringen en particuliere verzekeringen in verband met werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom en nabestaanden;
  • premies ziektekostenverzekeringen;
  • belastingen op inkomen en vermogen.

Huishoudens ontvangen kinderopvangtoeslag

Een inkomensafhankelijke uitkering in het kader van de Wet Kinderopvang met als doel het ook voor lagere inkomens mogelijk te maken kinderen op te laten vangen.

Huishoudens laag inkomen

Bij de bepaling van laag inkomen is van de particuliere huishoudens een aantal groepen niet meegenomen. Dit betreft enerzijds studentenhuishoudens en anderzijds huishoudens met een onvolledig jaarinkomen. De doelpopulatie bestaat dan ook uit particuliere huishoudens waarvan de hoofdkostwinner (of eventuele partner) het gehele jaar inkomen heeft en niet afhankelijk is van studiefinanciering.

Om te bepalen of een huishouden een laag inkomen heeft, wordt het inkomen van een huishouden omgerekend tot het gestandaardiseerde inkomen (exclusief eventueel ontvangen huurtoeslag). Vervolgens wordt dit gestandaardiseerde inkomen (met het prijsindexcijfer) herleid naar het prijspeil in 2000. Het resulterende gestandaardiseerde en gedefleerde inkomen is laag wanneer het minder is dan 9249 euro. Deze grens komt ongeveer overeen met de koopkracht van een bijstandsuitkering voor een alleenstaande in 1979 toen deze op zijn hoogst was.

Het percentage is vermeld bij minimaal 100 particuliere huishoudens behorende tot de doelpopulatie per regio.

Betalingsachterstand op de zorgpremie per 1000 inwoners

Percentage 18+ met betalingsachterstand op de zorgpremie.